WetsTaal 1

De syntax en semantiek van de logisch formele, declaratieve en breed begrijpelijke taal

WetsTaal Handreiking
Werkversie

Deze versie:
https://minbzk.github.io/wetstaal/
Laatst gepubliceerde versie:
https://okubbe.github.io/wetstaal_1_documentatie/v0.0.2
Laatste werkversie:
https://minbzk.github.io/wetstaal/
Vorige versie:
https://okubbe.github.io/wetstaal_1_documentatie/v0.0.2
Redacteur:
WetsTaal (WetsTaal)
Auteurs:
Sjir Nijssen (PNA Group)
Diederik Dulfer (Belastingdienst)
Onno Kubbe (Belastingdienst)
Doe mee:
GitHub MinBZK/wetstaal
Dien een melding in
Revisiehistorie
Pull requests

Dit document is ook beschikbaar in dit niet-normatieve formaat: pdf


Samenvatting

Tekst

Status van dit document

Dit is een werkversie die op elk moment kan worden gewijzigd, verwijderd of vervangen door andere documenten. Het is geen door het TO goedgekeurde consultatieversie.

1. Wetstaal 1

Het belang van Wetsanalyse ter bevordering van wendbare wetsuitvoering alsmede voor het opstellen van wendbare wetgeving wordt in Nederland steeds breder onderkend. In het programma Werk aan Uitvoering neemt toekomstbestendige wet- en regelgeving een centrale plaats in (Zie paragraaf 4.3). In Handelingsperspectieven op bladzijde 6 lezen we (let op, hier is bedoeld doelstelling voor 2030):

Overheidsdienstverlening aan burgers en bedrijven is verschoven van een sterk proces-georiënteerde ‘one size fits all’ inrichting en aanpak van de publieke dienstverlening, naar een aanpak waarin de behoefte van burgers en bedrijven centraal komt te staan.

2. Objectief en subjectief recht

Bijvoorbeeld een introductie.

Noot: index

Dit hoofdstuk is toegevoegd met class="informative" in config.js.

3. Rechtssubject

In dit hoofdstuk gaan we de semantische (wat betekent een term?) en syntactische regels (welke uitdrukkingen met deze term zijn toegestaan?) beschrijven van het onderdeel Rechtssubject van de logisch formele, declaratieve en breed begrijpelijke taal met de naam WetsTaal. Met deze taal worden voor zowel de wetgeving als de wetsuitvoering logisch formele modellen opgesteld waarmee de wetsuitvoering vanaf het prille begin van het wetgevingsproces getest kan worden.

Dat betekent dat wetgeving op die manier opgesteld, volledig is, breed begrijpelijk en waarbij de computer effectief kan worden ingeschakeld om de complexiteit te minimaliseren en de wetgeving aangevuld met ontbrekende gegevens toegevoegd in het multidisciplinaire team op basis van de patronen in WetsTaal en daardoor de bedoelde wetgeving volledig te expliciteren in het wetgevingsmodel. De taal is een zogenaamde gecontroleerde natuurlijke taal. Dat betekent zowel begrijpelijk voor de meerderheid van de mensen als computers.

Beide beschrijvingen, zowel van de syntax (welke uitdrukkingen zijn toegestaan?) als de semantiek (wat betekent een term?) spelen een belangrijke rol bij wetgeving en wetsanalyse op basis van patroonherkenning, zoals ook in een aantal andere exacte wetenschappen met groot succes wordt gebruikt. Bij die patroonherkenning willen we bewust een stuk overtolligheid inbouwen om in situaties waarin meer dan een enkel gestructureerd gegeven in de juridische bron ontbreekt, de patroonherkenning nog steeds effectief en snel te laten werken.

3.1 Waarom beginnen we met rechtssubject?

De structuur van wetgeving die sinds 2012 steeds meer in kaart is gebracht, anders gezegd is gemodelleerd in een logisch formeel, declaratief en breed begrijpelijk model, laat zien dat rechtssubject als eerste vereist is om andere fundamentele begrippen of bouwblokken van wetgeving en wetsuitvoering zoals rechtsbetrekking, rechtsfeit en rechtsgevolg adequaat te kunnen beschrijven.

De structuur van wetgeving is sinds 2012 steeds meer bloot gelegd op basis van het modelleren van de :

Hierbij is voor elke term gebruikt in gegevens, regels of processen die in het multidisciplinaire team niet als glashelder kan worden aangeduid voor de meerderheid van de Nederlanders, een begripsomschrijving opgesteld. Deze structuur blijkt behoorlijk krachtig te zijn. Door die kracht volledig te expliciteren, kan deze kennis gebruikt worden tijdens alle stappen van het wetgevings- en wetsuitvoeringsproces.

Die structuur is tot nu toe onvoldoende en vaak geheel niet beschreven in de leerboeken Inleiding Rechtsgeleerdheid. Vanuit dat perspectief is het heel goed te verklaren waarom er zo veel misgaat in wetsuitvoering dat zelfs de eerste minister het woord schande gebruikt.

Het niet bewust zijn van die structuur in de leerboeken voor het opstellen van wetgeving kan aangemerkt worden als d voornaamste oorzaak van de problemen in de wetsuitvoering. Maar de wetgevingsjuristen zijn eigenlijk ook slachtoffer van het feit dat zij tijdens hun opleiding niet bekend gemaakt zijn met kennisanalysetechnieken en de onderliggende structuur van wetgeving. Zou dat wel het geval zijn, dan is de verwachting dat de kwaliteit van wetgeving structureel veel hoger zou liggen.

3.2 Wat is een rechtssubject?

De begripsdefinitie van de term rechtssubject:

Een rechtssubject is

3.3 Voorbeelden van rechtssubjecten

In onderstaand diagram zijn een aantal voorbeelden van rechtssubjecten gegeven die bij veel Nederlanders bekend zijn.

voorbeelden van rechtssubjecten!
Figuur 1 voorbeelden van rechtssubjecten

In bovenstaand diagram is onder meer ook het volgende uitgebeeld:

Het rechtssubjecttype buitenlandsbelastingplichtige voor de inkomstenbelasting is een deelverzameling van het rechtssubjecttype natuurlijke persoon. Het rechtssubjecttype natuurlijke persoon en een deelverzameling van het rechtssubjecttype rechtssubject.

Verder kunnen we de volgende feiten uit het diagram in tekst omzetten:

Andre Rieu, Max Verstappen en ASML zijn voorbeelden van bekende Nederlandse rechtssubjecten. Andre Rieu en Max Verstappen zijn ook voorbeelden van de specialisatie van rechtssubject, met de naam natuurlijk persoon. ASML is een voorbeeld van de specialisatie van rechtssubject met de naam rechtspersoon. Andre Rieu is een binnenlandsbelastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Waarom is dat zo? Omdat Andre Rieu in Nederland woont. (IB 2.1, a) Max Verstappen is een buitenlandse belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Waarom is dat zo? Omdat Max Verstappen in het buitenland woont maar wel Nederlands inkomen geniet. (Wet op de Inkomstenbelasting artikel 2.1,b).

Het voorgaande is duidelijk een verrijking van het begrip van Wet op de inkomstenbelasting artikel 2.1. Maar op welk niveau speelt dit? Dat is het abstracte niveau van wetgeving, waarbij – stilzwijgend – verzuimd is expliciet aan te geven dat hier het perspectief van een bepaald moment of periode in de tijd bedoeld is. Dat is wat genoemd wordt het objectieve recht. Het objectieve recht is het recht beschreven in wetgeving. Maar dat is niet het perspectief van de burger. In zijn concrete belevingswereld heeft hij expliciet rekening te houden met perioden en momenten in de tijd. Dat is het subjectieve recht, het recht gezien vanuit het perspectief van de burger of bedrijf.

3.4 Het patroon met 4 gestructureerde gegevens rond rechtssubject, oftewel welke uitdrukkingen van een rechtssubject zijn toegestaan

Het patroon van gestructureerde gegevens rond rechtssubject hebben we nodig om adequaat antwoord te kunnen geven op de twee vragen van de burger:

We zullen dat eerst toelichten aan de hand van het concrete geval van het voetgangerslicht, te weten artikel 74, lid 1, onder c, 1e zin:

Artikel 74

  1. Bij voetgangerslichten betekent:
    a. groen licht: voetgangers mogen oversteken;
    b. groen knipperend licht: voetgangers mogen oversteken; het rode licht verschijnt spoedig;
    c. rood licht: voetgangers mogen niet meer beginnen over te steken; reeds overstekende voetgangers moeten zo snel mogelijk doorlopen.

We zien in bovenstaande tekst dat we te doen hebben met twee verschillende specialisaties van rechtssubjecten bij het voetgangerslicht:

We zullen hierna laten zien hoe dat bij Wetsanalyse o.b.v. de regels van WetsTaal deze twee soorten rechtsbetrekkingen expliciet naar voren komen in het model voor RVV, artikel 74, lid 1.

Van een rechtssubject noteren we 4 gestructureerde gegevens in de vulling van het wetsmodel, de concrete wereld van de burger.

Dat is:

3.5 Invulformulier voor rechtssubject

Hieronder ziet u de invulling van een formulier voor het geval van een voetganger die op het trottoir of voetpad staat bij een Voetgangerslicht.

In dit geval is het eerste gestructureerde gegeven van een rechtssubject de identificatie:

Binnen de collectie van alle rechtssubjecten binnen RVV art 74 lid 1 identificeert voetganger op het trottoir bij een voetgangerslicht een specifiek rechtssubject. Hier is de langere naam als identificatie voor rechtssubject gebruikt. Er had ook gekozen kunnen worden hier binnen het kennisdomein Voetgangerslicht deze twee rechtssubjecten aan te duiden met de korte code als RS01 en RS02.

Het derde gestructureerde gegeven van een rechtssubject bevat het feit welk rechtssubject is specialisatie van een hoger rechtssubject in de boom van rechtssubjecten. In dit concrete geval hebben we:

Rechtssubject met de naam Voetganger op het trottoir of voetpad bij een voetgangerslicht is een specialisatie van rechtssubject met de naam voetganger.

Het vierde gestructureerde gegeven van een rechtssubject is de voorwaarde waaronder de specialisatie geldig is. In dit concrete geval hebben we als vierde gestructureerde gegeven:

De voorwaarde op de specialisatie van het rechtssubject voetganger op het trottoir of voetpad bij een voetgangerslicht is geldig indien voldaan is aan de voorwaarde Voetganger bevindt zich op het trottoir of voetpad bij een voetgangerslicht.

In onderstaand formulier zijn 5 gestructureerde gegevens ingevuld bij een rechtssubject, het vijfde is de bron. Het ter beschikking hebben van het gestructureerde gegeven Bron helpt om met krachtige ondervraagtalen effectief te kunnen werken bij wetgeving en wetsuitvoering.

Invulformulier rechtssubject een!
Figuur 2 Invulformulier rechtssubject I

Het tweede voorbeeld van een rechtssubject dat voorkomt in RVV, art 74, lid is hieronder ingevuld in een invulformulier voor Rechtssubject. Men zou kunnen dat er twee gegevens records zijn gebruikt om de volledig geëxpliciteerde kennis te kunnen borgen van de twee van de drie rechtssubjecten in RVV, art 74, lid 1. Wie is het derde Rechtssubject? Dat staat niet in RVV, art 74, lid 1. Dat heeft het multidisciplinaire team op basis van de patronen van WetsTaal na beraad toegevoegd. En dat is de Staat.

Invulformulier rechtssubject twee!
Figuur 3 Invulformulier rechtssubject II

De hierboven ingevulde formulieren laten de 5 gestructureerde gegevens zien van een rechtssubject.

3.6 Het patroon rond rechtssubject

Het patroon rond rechtssubject is op grammaticaal niveau en dat is veel abstracter dan het concreet ingevulde formulier voor rechtssubject. Het invulformulier bevat een instantiatie of invulling van het patroon. Het patroon is hieronder weergegeven. Hier is het gestructureerde gegeven voor bron weggelaten evenals de twee optionele mogelijkheden om een korte code of langere naam toe te wijzen. M.a.w. in het meest expliciete geval hebben we te doen met 5 gestructureerde gegevens om een rechtssubject volledig declaratief te beschrijven.

Patroon rechtssubject!
Figuur 4 Patroon rechtssubject I

3.7 De samenhang tussen patroon en ingevuld formulier voor rechtssubject

De ervaring heeft ons geleerd dat het nuttig is om de samenhang van het concrete niveau van de ingevulde gestructureerde gegevens waar de burger direct mee te maken heeft zoals weergegeven in een invulformulier met het abstracte grammaticaal niveau van het patroon van rechtssubject te laten zien. Dat is hieronder weergegeven. Het onderste deel is het patroon, het bovenste deel het ingevulde formulier.

3.8 Kennisweergave in tekst en schemavorm alsmede hun 1:1 connecties voor rechtssubject

Ook is nuttig gebleken om rechtswetenschappelijke kennis zowel in tekst als in schemavorm weer te geven. Over het algemeen is schemavorm een meer productieve vorm. Door twee kennisrepresentaties ter beschikking te stellen hebben de professionals in het MDT keuze.

Patroon rechtssubject!
Figuur 5 Patroon rechtssubject II

Dit patroon kan worden gebruik tijdens het wetgevingsproces om de feiten over rechtssubject compleet te krijgen vanaf het prille begin. In het wetsanalyse proces worden dezelfde patronen gebruikt om de kennis die nogal eens ontbreekt in wetgeving aan te vullen en alsnog aldus volledig geëxpliciteerd te krijgen.

4. Rechtsbetrekking in het objectieve recht (wetgeving)

4.1 Wat is een rechtsbetrekking, oftewel de semantiek?

Een rechtsbetrekking is een juridische relatie tussen twee rechtssubjecten, waarbij:

2.1 Voorbeelden van rechtsbetrekkingen

Twee bekende voorbeelden van rechtsbetrekkingen zijn te vinden binnen het kennisdomein voetgangerslicht. In het RVV (Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990) lezen we het volgende:

Artikel 74

  1. Bij voetgangerslichten betekent:
    a. groen licht: voetgangers mogen oversteken;
    b. groen knipperend licht: voetgangers mogen oversteken; het rode licht verschijnt spoedig;
    c. rood licht: voetgangers mogen niet meer beginnen over te steken; reeds overstekende voetgangers moeten zo snel mogelijk doorlopen.

De doorgestreepte stukken tekst vallen buiten de scope van dit deelhoofdstuk.

Om in lijn te blijven met de voorbeelden gegeven onder rechtssubject, wordt het volgende gezegd: We zien in de tekst van artikel 74, lid 1 van het RVV (in het niet doorgestreepte deel) twee rechtsbetrekkingen. Deze rechtsbetrekkingen zouden we kunnen identificeren als:

  1. RVV, art. 74, lid 1, onder a en
  2. RVV, art. 74, lid 1, onder c, 1e zin.

Rechtsbetrekkingen!
Figuur 6 Rechtsbetrekkingen

De verwoording van het hierboven afgebeelde van het objectieve recht is als volgt:

Binnen de collectie van alle rechtssubjecttypen in het objectieve recht binnen het kennisdomein Voetgangerslicht identificeert voetganger bij het voetgangerslicht op het trottoir een specifiek rechtssubjecttype. Binnen de collectie van alle rechtssubjecttypen in het objectieve recht binnen het kennisdomein Voetgangerslicht identificeert de Staat een specifiek rechtssubjecttype. Het rechtssubjecttype voetganger bij het voetgangerslicht op het trottoir is een specialisatie van het rechtssubjecttype natuurlijke persoon. Het rechtssubjecttype natuurlijke persoon is een specialisatie van het rechtssubjecttype rechtssubject. Het rechtssubjecttype de Staat is een instantie van het rechtssubject rechtspersoon, en dat is een specialisatie van rechtssubject.

U ziet dat een schema heel veel samenhangende kennis bevat. Deze kennis kan volledig weergegeven worden in gestructureerde tekst. Dat is gewoon een andere kijk op exact dezelfde kennis. Maar nu is er keuze en de nieuwe mogelijkheid heel innovatief om te gaan met de gestructureerde weergave. Dat in tegenstelling met de gebruikelijke wettekst waar weinig innovatiefs mee te doen is.

Als tussentijdse samenvatting kunnen we het volgende zeggen: Een rechtsbetrekking kunnen we in een wetsmodel volledig beschrijven door de volgende 9 gestructureerde gegevens op te nemen in het model:

  1. de bron voor deze rechtsbetrekking,
  2. de korte code ter identificatie van de rechtsbetrekking (binnen het betreffende kennisdomein, in dit geval Voetgangerslicht)
  3. de langere naam ter identificatie van de rechtsbetrekking (binnen het betreffende kennisdomein),
  4. de hoofdsoort van de rechtsbetrekking,
  5. de ondersoort van de rechtsbetrekking,
  6. het voordeelhoudend rechtssubject,
  7. het nadeelhoudend rechtssubject,
  8. het rechsobject of voorwerp van de rechtsbetrekking en
  9. de voorwaarde waaronder de rechtsbetrekking geldig is.

4.2 Welke uitdrukkingen over rechtsbetrekkingen zijn toegestaan, oftewel de syntax?

Hierboven zijn de 9 eigenschappen van een rechtsbetrekking beschreven. In een schema kan dit bovenstaand tekstueel patroon als volgt worden weergegeven (let op de bron is hieronder niet weergegeven evenals de twee identificatievormen, waarvan er een optioneel is):

Patroon Rechtsbetrekking!
Figuur 7 Patroon rechtsbetrekking I

4.3 Elke rechtsbetrekking in het objectieve recht krijgt een identificatie toegewezen

Elke rechtsbetrekking krijgt binnen zijn kennisdomein een korte identificatie toegewezen waar bovendien RB als eerste twee karakters optreedt. Daarmee kan in een interactieve mode binnen het kennisdomein heel handig worden geopereerd. Bijv. binnen het kennisdomein RVV art v74, lid 1 geven we de eerste rechtsbetrekking de identificatie RB01.

4.4 Hoofdsoort van de rechtsbetrekking

Aan elke rechtsbetrekking kennen we de hoofdsoort toe. Tevens kennen we voor elke rechtsbetrekking een ondersoort toe. De drie hoofdsoorten zijn:

Voor de hoofdsoort aanspraak – verplichting geldt dat de verplichting-houder het actieve rechtssubject is. Deze dient een verplichting na te komen; de voordeel-houder heeft een aanspraak op het nakomen van de verplichting.

Voor de hoofdsoort verlof – geenspraak geldt dat het voordeel-houdend rechtssubject het actieve rechtssubject is. Deze heeft het verlof, ook vaak aangeduid als de vrijheid, om al dan niet gebruik te maken van zijn verlof. Denk aan de houder van een rijbewijs. Deze kan gebruik maken van zijn rijbewijs en dan heeft de geenaanspraakhouder, in dit geval de Staat, het gebruik van het rijbewijs maar te accepteren.

Voor de hoofdsoort bevoegdheid – gehoudenheid geldt dat de voordeel-houder het actieve rechtssubject is. Hij heeft de bevoegdheid een - nieuwe rechtsbetrekking of juridisch relevant feit in het leven te roepen, - een eigenschap van een bestaande rechtsbetrekking of een bestaand juridisch relevant feit te wijzigen, en/of - een bestaande rechtsbetrekking of juridisch relevant feit ten einde te stellen. De gehoudenheidshouder kan hier niets tegen inbrengen.

4.5 De ondersoort van de rechtsbetrekking

Aan elke rechtsbetrekking dienen we ook de ondersoort van de rechtsbetrekking aan te geven. Voor de hoofdsoort aanspraak – verplichting hebben we drie ondersoorten:

Bij een krachtige aanspraak – fatale verplichting geldt dat, indien de plichthouder zijn plicht niet vervult, de aanspraakhouder meteen de bevoegdheid (een ander soort rechtsbetrekking) krijgt de overtredende plichthouder een sanctie op te leggen (een nieuwe rechtsbetrekking van het soort fatale verplichting, meestal een boete of hogere boete dan de vorige boete).

Bij een aanspraak na ingebrekestelling dient bij niet nakomen van de plicht door de plichthouder de aanspraakhouder de plichthouder eerst in gebreke te stellen. Daardoor wordt de verplichting ‘verhoogd’ tot fatale verplichting.

Bij een zwakke aanspraak – zwakke verplichting heeft de aanspraakhouder, indien de plichthouder verzaakt, niet de bevoegdheid een sanctie op te leggen, of een ingebrekestelling. Wel ontstaat er een juridisch relevant feit dat bij een rechtszaak meegenomen kan worden door de rechter. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld artikel 2, lid 4 van de Wet flexibel werken.

Er zijn rechtsbetrekkingen van verlof waarbij een handeling door de recht-houder leidt tot een rechtsfeit. Bijv. bij het verlof eerder te mogen betalen dan de fatale datum van een boete bij het betrapt worden door een bevoegde bij rood licht te beginnen met oversteken vanaf het voetpad of trottoir bij een voetgangerslicht. Het gebruik maken van eerder te mogen betalen dan de fatale datum heeft als formeel logische consequentie dat daarmee voldaan wordt aan de fatale betaalverplichting. Door een rechtsbetrekking van verlof tijdens het opstellen of analyseren van wetgeving een van deze twee ondersoorten toe te kennen in het multidisciplinaire team kunnen overbodige lange gesprekken vermeden worden en kan de kwaliteit van de uitvoering verhoogd worden. De ondersoorten van de hoofdsoort verlof zijn:

Voor de hoofdsoort bevoegdheid – gehoudenheid hebben we twee ondersoorten, te weten:

Een verplichte bevoegdheid treedt vaak op als de Overheid een rechtsbeginsel dient te respecteren, zoals gelijke behandeling.

4.6 Het voordeel-houdende rechtssubject en het nadeel-houdende rechtssubject aanwijzen of toevoegen

Bij een rechtsbetrekking van de hoofdsoort aanspraak – verplichting is de plichthouder de actieveling. Van de andere twee hoofdsoorten is de recht-houder de actieveling. In wetgeving wordt zelden zowel de ene als de andere kant van een rechtsbetrekking expliciet weergegeven. Meestal wordt de actieveling weergegeven. Hoewel we voor de modelrepresentatie beide rechtssubjecten van een rechtsbetrekking expliciet willen weergeven, is het in een best practice of methode wel handig om eerst de in de wetgeving aangegeven rechtssubject te modelleren. Dat betekent dat in een best practice de volgorde van het vaststellen of toevoegen van de twee betrokken rechtssubjecten voor deze twee gestructureerde feiten verschillend is, afhankelijk van de hoofdsoort, of stapje 4 en dan 5, of stapje 5 en dan 4. Het nadeel-houdende rechtssubject is bij RVV art 74, lid 1 onder c, 1e zin de voetganger op het trottoir of voetpad bij het voetgangerslicht. Het voordeel-houdende rechtssubject in deze rechtsbetrekking is de Staat.

Elke rechtsbetrekking heeft ook een nadeel-houdend rechtssubject. Bij de hoofdsoort verlof en bevoegdheid is die zelden beschreven in wetgeving. In dat geval is het zaak dat het MDT het nadeel-houdende rechtssubject expliciet toevoegt aan het wetgevingsmodel.

4.7 Een rechtsbetrekking heeft altijd een rechtsobject of voorwerp

Kijken we naar de tekst van de regelgeving:

Artikel 74

  1. Bij voetgangerslichten betekent:
    a. groen licht: voetgangers mogen oversteken;
    b. groen knipperend licht: voetgangers mogen oversteken; het rode licht verschijnt spoedig;
    c. rood licht: voetgangers mogen niet meer beginnen over te steken; reeds overstekende voetgangers moeten zo snel mogelijk doorlopen.

‘beginnen over te steken’ is datgene wat niet mag. Dat is het voorwerp van de rechtsbetrekking, oftewel het rechtsobject.

4.8 Een rechtsbetrekking is altijd gebonden aan een voorwaarde

In deze rechtsbetrekking geldt als voorwaarde ‘bij rood voetgangerslicht’. Een voorwaarde heeft betrekking op 1 of meer juridisch relevante feiten. Een juridisch relevant feit is gedefinieerd als een feit dat in een voorwaarde op een rechtssubject, rechtsbetrekking of rechtsfeit voorkomt, of in een rechtsobject, of in een afleidingsregel.

4.9 Tussentijdse samenvatting

Laten we nu eens kijken hoe een aantal gestructureerde gegevens betreffende rechtssubjecten en rechtsbetrekkingen samenhangt.

Patroon Rechtsbetrekking 2!
Figuur 8 Patroon rechtsbetrekking II

De verwoording van bovenstaande gestructureerde gegevens (vier voorbeelden van relaties tussen een rechtssubject en een rechtsbetrekking) is als volgt: (waarbij we de identificatiefeiten niet herhalen.)

Wat betekent de tekst onder a? Als een voetganger op het trottoir of voetpad staat bij een voetgangerslicht en het licht is groen, dan heeft de voetganger de voordeel-kant in de rechtsbetrekking om te mogen oversteken en de Staat heeft de nadeel-kant, met de mooie term geenaanspraak. Dit is een rechtsbetrekking van het soort verlof. De Staat heeft de beslissing van de voetganger maar te accepteren, of hij nu oversteekt of prefereert op het trottoir of voetpad te blijven staan.

Wat betekent de tekst onder c, eerste zin? Als een voetganger op het trottoir of voetpad staat bij een voetgangerslicht en het licht is rood, dan heeft de voetganger de nadeel-kant in de rechtsbetrekking niet meer beginnen over te steken en de Staat heeft de voordeel-kant met de mooie term krachtige aanspraak. Dit is een rechtsbetrekking van het soort fatale verplichting. De voetganger krijgt bij overtreding en vaststelling door een daartoe bevoegde, een flinke geldboete van het CJIB (Centraal Justitieel Incasso Bureau), en niet eerst een vriendelijke waarschuwing. En wat is het rechtsobject van deze rechtsbetrekking? Beginnen over te steken.

En wat is de voorwaarde bij deze rechtsbetrekking? Dat het voetgangerslicht op groen staat. We kunnen hier nog nuttig een afgeleid feit aan toevoegen: wie is het actieve rechtssubject in deze rechtsbetrekking? Dat is de voetganger op het trottoir bij een voetgangerslicht. Als we bovenstaande soorten feiten noteren van de tweede rechtsbetrekking (RVV, art. 74, lid, onder c, 1e zin, krijgen we de volgende reeks:

  1. De rechtsbetrekking krijgt de identificatie RB01 binnen het kennisdomein voetgangerslicht.
  2. Het is een rechtsbetrekking van de hoofdsoort verplichting.
  3. Het is een rechtsbetrekking van de ondersoort fatale verplichting.
  4. Het nadeel-houdend rechtssubject is de voetganger op het trottoir of voetpad bij een voetgangerslicht.
  5. Het voordeel-houdend rechtssubject is de Staat.
  6. Het rechtsobject van deze rechtsbetrekking is beginnen over te steken.
  7. De voorwaarde bij deze rechtsbetrekking is dat het voetgangerslicht op rood staat.

Maar wat leert de praktijk van alledag bij een voetgangerslicht?

Dat je als voetganger op het trottoir op een knop kunt drukken en dan wordt enkele seconden later het voetgangerslicht groen.

4.10 Het patroon met negen gestructureerde gegevens rond rechtsbetrekking

Het patroon rond rechtsbetrekking hebben we eveneens nodig om adequaat antwoord te kunnen geven op de twee vragen van de burger:

Een persoon opgeleid in de Master Classes Wetsmodelleren I en II en die met succes de daarbij behorende examens heeft afgelegd gaat gemiddeld binnen enkele minuten tot de voorlopige conclusie komen dat we bij de brontekst van RVV, art 74, lid 1 zoals hieronder weergegeven, te doen hebben met 4 verschillende rechtsbetrekkingen. Binnen een half uur